Moeder Gezelle

Geschiedenis van Gezelle

Het ontstaan dateert van 1954. Dit is bijna prehistorisch voor de commilitonen van heden.

In de jaren '53-'54 had Moeder Gezelle de gewoonte om met een vijf- à zes-tal studenten, na de hoogmis, dat werd toen nog steevast ingecalculeerd, een pintje te gaan drinken, in één van de Wingense herbergen. Dat was meestal in 'DEN OVEN' in de Oude Bruggestraat in Wingene. Daar werd door Ovide Deryckere de intentie naar voren gebracht om, meerdere, zoniet alle, Wingense studenten te bereiken en die manier een club te stichten. Het plan was fantastisch, maar tussen droom en daad ligt meestal een hele weg. De club moest in de eerste plaats een gezelligheidsvereniging worden. Een vriendenclub, die tussen hun leden een band van verbondenheid wilde smeden om tussen pot en pint te verbroederen.

Den Oven

Alle gekende Wingense studenten werden aangeschreven. Met een 20-tal kwamen ze bijeen in 'DEN OVEN', waar initiatiefnemer Ovide tot praeses werd verkozen. Jozef Van Canneyt werd vice-praeses, Jozef Detavernier schrijver, penningmeester, Gaby Van Canneyt Cantor, en Roger Devrieze ordehandhaver, zedenmeester genaamd.

De club was gesticht! Maar het kind had nog geen naam. Die werd echter snel gevonden: Moeder Gezelle - symbolisch voor Wingene, en de club. Gezelle en zijn Wingense moeder. De naam klonk en klinkt nog steeds goed. Heel wat origineler dan al die andere Moeder Tieltse, Brugse, Izegemse, Kortrijkse, Lichterveldse enzovoort.

Het embleem en het clublied

Het embleem met ‘den uil - de codex - de pint’ werd ontworpen door een tekenaar uit het VTI van Oostende. De uil is verbonden met allerlei bijgeloof en met het beeld van de wijsheid, maar ook van de domheid. De kleuren zijn wit en heldergroen.

 

Het clublied mag nog steeds gehoord worden. Het klinkt opgewekt. Dat was de verantwoordelijkheid van Gaby Van Canneyt, die toen reeds veel muzikale talenten bleek te hebben. Samen met zijn echtgenote heeft hij de Duitse mars 'Mir sein die Kaiserjäger' gekozen. Gaby heeft er de tekst bij gemaakt. Een complet, maar wat voor één! Samen hebben zij het op de piano uitgeprobeerd, voorgesteld en aangeleerd, en nu zingen we het nog steeds. De club kon starten. Ze hadden alles, behalve centen. Het slijk der aarde, maar een weinig slijk zou voor ons veel comfortabeler geweest zijn. Daarom moest ieder lid het eerste jaar een bescheiden bijdrage betalen. Vanaf dan kon ook het clubleven van wal steken, dat met een 'cantus' in DEN OVEN.

Moeder Gezelle

De uitbater René Bogaert zaliger was dergelijk evenement in zijn café natuurlijk niet gewoon, maar spiritueel als hij was, en een liefhebber van een biertje, volgde hij aandachtig ons draaiboek. Enkele leden en eerstejaars hadden geen ervaring met het clubleven, maar enkele woorden Latijn, en één woordje Frans trok je vlug over de streep.

 

Ad Excercitium sanctisimi salamandris…

En het franse woordje voor 'hoofd'. Tête… ons deugd gedaan.

 

De financiële wording kwam er voor Moeder Gezelle met de breughelfeesten. Op de markt stond een ruimte ingericht als café, verhuurd aan een brouwerij, maar nog geen uitbater. De eigenaar gaf de toestemming het gedurende een weekend uit te baten. De ruimte werd "Het Breughelhof" genoemd. Het zou het lokaal worden van Moeder Gezelle, en het is het breughelhof gebleven, om heel recent een nietszeggende naam te krijgen 'a pro po'.

 

Het clubleven kwam los. De cantussen werden ingezet met het clublied.

 

De liederen in alle talen van 'Auprès de ma blonde, my bonny, Oh Susanna'. De moedige Duitse liederen, liefdesliederen en drinkliederen 'Brüderlein trink en Bier herr'. Könsst er schöner Sein?

 

De avond werd met bier ingeleid, wordt gezet … en beëindigd.

 

Als laatste feit, is er het eerste bal ooit in Wingense sferen. De zonde wordt begeerd, wat moest gebiecht worden. Waarvoor men gestraft werd, ook al had men niets gedaan. Maar het bal ging door. Met veel fatsoen.

Met dank aan: Jozef Van Canneyt, stichter, Vice-Praeses Moeder Gezelle, anno 1954, Praeses, Moeder Gezelle 1956-57 en 1957-58
In de zaal werd er gedanst.
Aan de toog werd er gezwansd.
In d'hoekskens van de zale wat gevrijd
Maar overal was er veel jolijt.